Meten is weten…
Door de blootstelling aan een gevaar te meten denken velen ten onrechte dat:
- enerzijds de onderneming haar risicoanalyse zal hebben voltooid en dus in orde zal zijn met de wetgeving;
- anderzijds dat de preventiemaatregelen gemakkelijk op basis van de metingen zullen worden bepaald.
De metingen, of het nu van de blootstelling of van de schade is, maken het mogelijk om de omvang van het risico en de dringendheid van de invoering van preventiemaatregelen vast te stellen. Zij maken het voor de onderneming ook mogelijk om zich de juiste vragen te stellen inzake preventie en prioriteiten te stellen volgens bepaalde risico’s of naar gelang een eenheid, een dienst of een groep werknemers.
Een meer kwalitatieve analyse, met de deelname van alle actoren van de onderneming, is vaak noodzakelijk om de preventie-acties te bepalen en die uit te voeren.
Gezien de kosten van de metingen, in het bijzonder voor de risico’s in verband met musculoskeletale aandoeningen (MSA) of psychosociale risico’s (PSR), is het belangrijk de doelstelling en de grenzen van een kwantitatieve methode goed te bepalen alvorens met de metingen te beginnen. Met name moet men met de volgende vragen rekening houden:
- Zijn het nodige materiaal en specialisten beschikbaar ?
- Wat is de representativiteit van de gemeten arbeidsperiode ten opzichte van de dagelijkse blootstelling van de werknemers ?
- Met welke grenswaarden zullen de resultaten van de metingen worden vergeleken en met welk doel ?
- Zijn de meetmethodes aangepast en geschikt voor de sector en de omvang van de onderneming ?
Zo zijn metingen vaak weinig of niet mogelijk in kleine of middelgrote ondernemingen (KMO’s). In een eerste fase zijn zij vaak weinig noodzakelijk, want in een kleine structuur zijn de problemen vaak al bekend. Een meer kwalitatieve en participatieve aanpak blijkt efficiënter.
Een beroep doen op een specialist om de risicoanalyse uit te voeren
Het is een utopie te denken dat een specialist, zoals bijvoorbeeld een preventieadviseur in ergonomie of voor psychosociale aspecten, voor altijd alle problemen inzake MSA en PSR voor de onderneming zou kunnen komen oplossen.
Dat wordt nochtans vaak aan de specialisten gevraagd. De indruk is dat de onderneming, die zich niet competent voelt voor bepaalde risico’s, zich tot deze specialisten richt en op een mirakeloplossing hoopt. De ondernemingen die niet de financiële middelen hebben om een beroep op deze specialisten te doen, voelen zich machteloos.
De specialisten zijn er wel om de onderneming te helpen om haar problemen op te lossen door middel van adviezen en aanbevelingen, maar kunnen die niet oplossen in de plaats van de onderneming.
Eenvoudige methodes (OiRA, SOBANE, …) kunnen ondernemingen helpen om over hun risico’s beginnen na te denken op basis van hun kennis over hun arbeidsactiviteit die enkel zij bezitten. Hoewel die methodes niet voldoende zijn om alle risico’s te voorkomen, bieden zij in ieder geval het voordeel om het aanzoek aan de specialisten beter voor te bereiden.
De opkomende risico’s (MSA en PSR)
Musculoskeletale aandoeningen (MSA) en psychosociale risico’s (PSR) treffen iedereen en alle bedrijfssectoren. Niemand blijft gespaard. Zij hebben een grote rechtstreekse maar ook onrechtstreekse impact op de gezondheid van de werknemers (pijn, ziektes, …), op de economisch prestaties van de ondernemingen (absenteïsme, productieverlies, verlies aan knowhow, opleiding van vervangers, …) en op de maatschappij (kosten op gebied van gezondheidszorg, kosten i.v.m. banenverlies, …). De bestrijding van MSA en PSR door middel van preventie initiatieven is dus van primordiaal belang.
Omwille van hun multicausaule en cumulatieve aard, vergt de preventie van MSA een totaalaanpak die alle risicofactoren integreert, proactief op problemen anticipeert en op een participatieve wijze wordt uitgevoerd, gebaseerd op de kennis van de werknemers over hun professionele activiteiten. Te gerichte en geïsoleerde interventies hebben weinig effect. Men moet de arbeidsorganisatie herbekijken alsook de inrichting van de werkposten, de arbeidsomstandigheden verbeteren, … kortom: het invoeren van collectieve initiatieven is onontbeerlijk. Acties op individueel niveau zoals bv. een opleiding in tiltechnieken, zullen pas relevant en nuttig zijn wanneer men ze met collectieve acties combineert.
Dat geldt ook voor de preventie van PSR.
Een ander zeer belangrijk verschil met de zogenaamde klassieke risico’s is dat de impact van de preventie van MSA en van PSR vaak op korte termijn weinig zichtbaar is. Terwijl men het risico onmiddellijk kan uitschakelen door een gevaarlijke machine of een gevaarlijk product weg te nemen en zo het onmiddellijke nut van de preventie kan zien, geldt dat vaak niet voor MSA en PSR.
Zelfs als men de zeer talrijke mogelijke oorzaken van MSA (rugpijn, tendinitis, …) of van PSR (relationele problemen, geestelijke gezondheid, burn out, …) uitschakelt, zal de schade niet onmiddellijk van de ene op de andere dag verdwijnen. Sommigen zullen er zelfs mee moeten leren leven en werken.
Het is dus belangrijk om te zorgen voor:
- primaire preventieacties om te voorkomen dat werknemers schade lijden;
- secundaire preventieacties voor de werknemers die al schade hebben opgelopen maar die nog steeds werken;
- tertiaire preventieacties om de terugkeer naar het werk te bevorderen van personen die arbeidsongeschikt zijn.
Die opkomende risico’s (MSA en PSR), die de belangrijkste problemen zijn die in alle ondernemingen voorkomen, doen opnieuw vragen rijzen over het klassieke preventiemodel van de laatste decennia, in het bijzonder in de KMO’s.
Een totaalaanpak, gepland, multidisciplinair, participatief en geïntegreerd in het beleid van de onderneming is onontbeerlijk voor het succes van duurzame preventie.