Op basis van de resultaten van de risicoanalyse worden preventiemaatregelen vastgesteld, zodat de risico’s van gevaarlijke stoffen voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk worden weggenomen of tot een minimum verkleind. Ook hier is een belangrijke rol weggelegd voor de preventiediensten (voorstellen van aangepaste werkmethodes, het voorstellen van aanpassingen van de werkpost, uitvoeren van het gezondheidstoezicht, advies verlenen over instructies voor en vorming van werknemers, medewerking verlenen aan de uitwerking van noodprocedures, …) en het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW).
Deze preventiemaatregelen volgen een welbepaalde hiërarchie, weergegeven door het “STOP” principe:
- Substitutie, waarbij het gebruik van een gevaarlijk chemisch agens vermeden wordt door het te vervangen door een chemisch agens of een proces dat niet of minder gevaarlijk is voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers;
- Technische maatregelen, in te voeren om het vrijkomen van gevaarlijke stoffen die een risico kunnen opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op de arbeidsplaats, te voorkomen of te beperken. Voorbeelden zijn werken in gesloten systemen, het gebruik van passende afzuiging bij de bron van het risico, of ventilatie;
- Organisatorische maatregelen, zoals voorbehouden werkplekken voorzien voor het gebruik van gevaarlijke stoffen, beperken van het aantal werknemers of de arbeidstijd, waarin een werknemer blootgesteld kan worden, gepast en geregeld onderhoud van de werkplek, verschaffen van gepaste informatie;
- Persoonlijke bescherming, te gebruiken wanneer blootstelling niet met andere middelen kan worden vermeden, bijvoorbeeld ademhalingsbescherming, handschoenen, beschermingskledij, …).
Zoals verduidelijkt in de rubriek “Relatie tussen dosis en effect”, kan men in het geval van hormoonontregelaars worden geconfronteerd worden met complexe relaties tussen blootstelling en effect, en ook met lage dosis-effecten. Met als mogelijk gevolg dat de klassieke minimalisering van de blootstelling hier niet altijd het gewenste effect oplevert en enkel het vermijden van de blootstelling een adequate bescherming biedt.
Het is ook aanbevolen werkneemsters die zwanger zijn, zwanger wensen te worden of borstvoeding geven, en jongeren niet te werk te stellen in zones waar zij in contact kunnen komen met deze stoffen.
Tenslotte is het belangrijk dat hormoonontregelaars worden opgenomen in de verplichte informatie en opleiding die de werkgever aan zijn werknemers moet verschaffen.