De gehoorbescherming maakt deel uit van de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). Zo nodig kan u op deze PBM beroep doen na de evaluatie van de risico’s en de invoering van preventiemaatregelen. De wetgeving is zeer duidelijk daarover: de actiegrenswaarden houden rekening met het bestaande geluidsniveau in het lokaal en niet met de vermindering ervan door het gebruik van gehoorbescherming.
De gehoorbescherming heeft als doel om tegen eventuele impactgeluiden te beschermen en het niveau van blootstelling aan lawaai onder de bovenste actiegrenswaarde van 85 dB(A) te brengen en indien mogelijk onder de onderste actiegrenswaarde van 80 dB(A).
Om de gehoorbescherming te kiezen die het meest aangepast is aan de arbeidssituatie, moeten twee belangrijke elementen in overweging worden genomen:
- de theoretische geluidsdemping die de fabrikant meedeelt, gemeten in genormaliseerde omstandigheden, kan sterk verschillen van deze die op de arbeidsplaats wordt gemeten en die doorgaans veel lager is door slecht geplaatste PBM, PBM dat beweegt tijdens de arbeid, beschadigde PBM, …;
- de duur van het dragen van het PBM is het belangrijkste element in de keuze van de persoonlijke bescherming. Als een PBM de helft van de tijd correct wordt gedragen, zal de vermindering van het gemiddeld niveau slechts 3 dB bedragen ongeacht de geluidsdemping van het gebruikte PBM.
Voorbeeld: het lawaai in een werkplaats bedraagt continu 90 dB(A). Het niveau van blootstelling aan het geluid van de werknemers gedurende 8 uur bedraagt dus 90 dB(A). De werknemer draagt gedurende 4 uur oordoppen waarvan de theoretische geluidsdemping 25 dB bedraagt. Hij zal dus worden blootgesteld aan 90 dB(A) gedurende de 4 uur wanneer hij de doppen niet draagt en aan 65 dB(A) gedurende de 4 andere uren wanneer hij de doppen wel draagt. Het gemiddelde op 8 uur en dus zijn niveau van blootstelling aan het geluid zal worden teruggebracht tot 87 dB(A). Om het onder de 85 dB(A) terug te brengen moeten de doppen ten minste gedurende 6 uur worden gedragen.
Keuze van gehoorbescherming
Als het geluidsniveau op de werkplaats meer bedraagt dan 100 dB(A), is het waarschijnlijk dat het geluid intermitterend is en/of dat impactgeluiden voorkomen. Dan moet men voor oorkappen kiezen, want een grote geluidsdemping is nodig en het is ook moeilijker om kappen slecht op de oren te plaatsen dan de doppen in de oren.
Als het geluidsniveau minder dan 100 dB(A) bedraagt, zal om het even welke gehoorbescherming die goed in het oor is geplaatst de nodige demping met 10 tot 15 dB opleveren om het geluidsniveau onder 85 dB(A) te brengen, op voorwaarde dat die bescherming gedurende 8 uur wordt gedragen.
Het comfort van het dragen van gehoorbescherming, met de garantie dat de werknemers die goed dragen, is een criterium dat veel belangrijker is dan de theoretische geluidsdemping die de fabrikant meedeelt.
De sensibilisering van de werknemers voor lawaai en doofheid en hun medewerking bij de keuze van de gehoorbescherming zijn essentieel.
De criteria bij de keuze van een gehoorbescherming zijn in volgorde van belangrijkheid:
- niet gevaarlijk op zich en beantwoorden aan de Europese richtlijn 89/686/EEG;
- aangepast aan de morfologische kenmerken van de werknemer;
- overeenstemmend met de andere PBM door het werk opgelegd (helm, masker, ...);
- gebruiksvriendelijke;
- esthetische;
- aangepast aan de kenmerken van het lawaai;
- aangepast aan de omgeving;
- aangepast aan de geluidsniveaus.
De voor- en nadelen van de meest gebruikte types gehoorbeschermingsmiddelen zijn toegelicht in de rubriek Beschermingsmiddelen > Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
De fiches 6 en 15 van de SOBANE-brochure Lawaai bevatten eveneens aanvullende informatie over gehoorbescherming.