De taak als uitgangspunt
Bij het inrichten van een werkplek gelden een aantal ergonomische principes. Het uitgangspunt is de functie, de taken en de activiteiten die moeten uitgevoerd worden:
- Welke handelingen moet men uitvoeren (tillen, montage,…)?
- Welke machines moet men bedienen (welke bedieningsknoppen of hendels)?
- Met welke gereedschappen moet men werken (hamer, schroevendraaier,…)?
- Welke looproutes moeten men volgen bij verplaatsingen?
- Welke visuele taak moet men uitvoeren (beeldscherm, schermen van een machine)?
Voor al deze elementen moet nagegaan worden hoe een goed ontwerp ongunstige werkhoudingen en onergonomische bewegingen kan vermijden.
Dit geldt zowel voor:
- het zitten
- het staan
- het bewegen (gaan) binnen en/of door de werkplek
- het grijpen, tillen, duwen of trekken van materialen, gereedschappen of bedieningsorganen van machines
- het kijken naar schermen of naar andere informatiebronnen.
Een ergonomisch ontwerp van een werkplek kan ook menselijke fouten voorkomen.
Antropometrie: rekening houden met menselijke maten
Een ergonomisch ontwerp houdt rekening met de afmetingen en de natuurlijke bewegingsmogelijkheden en beperkingen van mensen. Men denkt vaak onterecht dat de gemiddelde mens de referentiemaat is. De ergonomie gebruikt echter meestal de lichaamsmaten van grote en van kleine mensen als referentie.
De lichaamsmaten zijn terug te vinden in speciaal daarvoor opgestelde tabellen met de lichaamsmaten (antropometrische tabellen beschikbaar op de website DINBelg 2005 Lichaamsafmetingen van de Belgische bevolking)
De aanpassing aan grote en kleine mensen is belangrijk
- Grote mensen moeten erdoor of erin kunnen
- Kleine mensen moeten eraan of erbij kunnen
De inrichting aanpassen aan de werkhoogte en reikwijdte
- De werkhoogte is de hoogte waar de handen zich bevinden bij het uitvoeren van het werk: de tafelhoogte aanpassen zodat in een natuurlijke houding kan gewerkt worden;
- Bij taken met hoge eisen voor visuele precisie mag de tafel hoger geplaatst worden tegenover activiteiten waarbij kracht moet uitgeoefend worden;
- Hou bij het bepalen van de reikwijdte vooral rekening met de lichaamsmaten van kleine mensen;
- Zwaardere gewichten of frequent tillen maken de noodzaak op een kleine reikwijdte meer noodzakelijk;
- Voor het minder frequent manipuleren van zeer lichte lasten mag de reikwijdte iets ruimer zijn (maar binnen armlengte);
- Til niet onder kniehoogte (referentie grote personen) en niet boven de schoudergordel (referentie kleine personen); aan te bevelen is te tillen ter hoogte van de vuisten (wanneer de armen gestrekt zijn) of ter hoogte van het bekken;
- Bij voorkeur worden lasten aangeboden op in hoogte instelbare werktafels of transportsystemen, zodat iedereen een optimale hoogte kan instellen.
Comfortabele bediening van machines
- Informatieverschaffers moeten zodanig opgesteld worden dat ze kunnen waargenomen worden zonder het hoofd en de nek te buigen, strekken en/of te draaien. Ze moeten begrijpbaar en gelijkvormig zijn.
- Bedieningsmiddelen moeten binnen een comfortabele reikwijdte geplaatst worden (referentie de kleine personen)
- Bedieningsmiddelen moeten gestandaardiseerd zijn en ongewilde activering moet vermeden worden
- De omgevingsfactoren (licht, lawaai, trillingen, klimaat) mogen de interactie met de machine niet storen.
Bewaar de natuurlijke stand van gewrichten
Ontwerp zodanig dat de lichaamsgewrichten zoveel mogelijk in een natuurlijke stand kunnen blijven, dit betekent:
- hoofd een beetje naar voren gebogen, zonder rotatie
- bovenarmen zoveel mogelijk tegen het lichaam
- indien de arm gebogen is, onderarmen, polsen en handen niet draaien en liefst ondersteunen (armsteun, tafel,…)
- polsen in het verlengde van de onderarm, zonder torsie
- rug in de natuurlijke kromming (niet gebogen of gedraaid)
- hoek tussen romp en bovenbeen in zittende houding, gelijk of groter dan 90°
- hoek tussen bovenbeen en onderbeen in zittende houding, gelijk of groter dan 90°
- geen afgeknelde knieholte door afhangende benen
- voeten moeten kunnen steunen op de vloer of op een voldoende ruime voetensteun.
Afwisselend staan en zitten
- zorg voor een werkplek waarbij afwisselend staand en zittend kan gewerkt worden
- streef naar een werkplek die regelmatige beweging bevordert
- gebruik nooit pedalen bij staand werk
- gebruik gemakkelijk instelbare stoelen
- vermijd rotaties van de romp of van het hoofd (en nek) bij zittend zowel als bij staand werken
- zorg voor voldoende ruimte om te zitten en om te bewegen; hou hierbij vooral rekening met de lichaamsmaten van grote mensen
Een veilige en toegankelijke werkplek
- vermijd niveauverschillen of oneffenheden op de werkvloer (risico voor struikelen en vallen);
- denk bij de vormgeving en de toegankelijkheid van ruimten ook aan de gebruikers van rolstoelen en aan slechtzienden.
(Bron : R. Op De Beeck, F. Willems, J.P. Demaret, F. Gavray, Ergonomie, Cursustekst bij de opleiding Adviseur Ergonomie van Prevent, Prevent, 2009)