Zittend werk
Het lichaam wordt bij het uitvoeren van de taken optimaal ondersteund door middel van een stoel (met armsteunen) en een tafel. Maar te lang zitten is sterk af te raden omwille van de noodzaak aan beweging en aangezien we moeten vermijden altijd in dezelfde houding te werken.
Er zijn ook enkele nadelen aan zitten zoals: een beperkter zicht op de omgeving, minder kracht, noodzakelijke been – en voetruimte is niet altijd aanwezig. De duur van het zitten, de activiteiten die tijdens het zitten moeten uitgevoerd worden en de kwaliteit van het meubilair zijn bepalend of er een verhoogde kans is op rugklachten of andere musculoskeletale aandoeningen.
Aanbevelingen:
Kantoortaken
- vuistregel: hoogte stoel is gelijk aan hoogte van knieholte
- beenruimte: 50 cm breed, 65 cm diep
- bureaustoelen, richtlijnen:
- hoogte tussen 38 en 54 cm;
- vrije beenruimte onder de zitting, zodat de knieën 90° en meer kunnen buigen;
- vijf poten;
- ruggensteun van minimaal 30 cm;
- ruggensteun moet onafhankelijk van de zitting kunnen bewegen;
- open ruimte tussen ruggensteun en zitoppervlak;
- uitgehold zitoppervlak om glijden te voorkomen en voorwaartse afronding om druk onderaan de dij te voorkomen;
- armsteunen moeten hoog genoeg zijn en kort;
- kussen moet niet te dik zijn (onstabiel zitten);
- kussen met stof overtrokken zodat er enige frictie is waardoor men blijft zitten;
- dynamisch zitten.
Andere taken:
Door de grote diversiteit van het overige zittend werk is het niet evident om algemeen geldende aanbevelingen op te maken. De eisen die aan de stoel worden gesteld, zijn veel meer onderhevig aan bijkomende eisen voortkomend uit de werksituatie (labo, chemische nijverheid, statische elektriciteit, onderhoudsvriendelijk, stevigheid…).
Het is wel duidelijk dat hoe langer een persoon moet zitten in een statische houding de aanbevelingen voor kantoorstoelen hier eveneens gelden naast de jobspecifieke eisen.
Voor een goede werkhouding en beheersing van de zitbelasting bij een gewone stoel of verhoogde stoel gelden de volgende minimale aanbevelingen:
- De voeten moeten kunnen steunen op een plat vlak waarbij de zithoogte aangepast is aan de onderbeenlengte.
- De rugsteun moet in hoogte verstelbaar zijn.
- De zitting moet in hoogte verstelbaar zijn.
- De zitting moet vooraan afgerond zijn.
Bij precisiewerk zoals fijne repetitieve montagewerkzaamheden is het belangrijk dat de armen kunnen steunen (op tafel of op armsteunen) en dat men bij de werkzaamheden het contact met de rugleuning kan behouden. Een (dynamisch) naar voor gekantelde zitting zal deze houding bevorderen.
Staand werk
Bij staand werk is het de statische belasting van de spieren, de samendrukking van de zachte weefsels en de hydrostatische druk in de benen, die vermoeidheid kan veroorzaken. Daarbij bepalen de positie van de armen en van de rug in grote mate of er zich een risico voordoet. Vandaar dat langdurig staand werken zeker moet vermeden worden en dat ook de houding, kracht en bewegingsfrequentie moeten geëvalueerd worden.
Toch zijn er enkele voordelen aan staand werken:
- Reikwijdte is groter.
- Lichaamsgewicht kan gebruikt worden om krachten uit te oefenen.
- Staand werken vraagt minder beenruimte.
- De benen zijn zeer effectief om vibratie op te vangen.
- De druk op de lumbale tussenwervelschijven is kleiner.
- Voor de rechtopstaande houding is een minimale spieractiviteit nodig waardoor het geen aandacht vraagt.
- Het vermogen van de rompspieren is tweemaal zo groot staand.
Aanbevelingen:
- Vuistregel: alle objecten die door staande werknemers gebruikt worden, moeten zich tussen heup en schouderhoogte bevinden om een voorovergebogen romp of een houding waarbij de armen boven schouderhoogte gehouden worden, te vermijden. De objecten moeten voor de schouderlijn opgesteld staan om draaibewegingen in de armen en/of rotaties met de romp te vermijden.
- Het werkvlak bevindt zich algemeen op ellebooghoogte, maar is sterk afhankelijk van de specifieke taak.
- Voor nauwkeurig of fijn werk: werkvlak hoger om visuele afstand te verkleinen en de voorarmen op tafel te kunnen steunen.
- Voor zwaar werk: werkvlak lager om grotere verticale kracht te kunnen geven.
- Hulpmiddelen:
- stoel om tijdelijk te rusten; voetsteun tijdens het werk zodat de achterwaartse rotatie van de pelvis 4 tot 6 graden toeneemt;
- voetmat waardoor het ongemak daalt, er minder vermoeidheid optreedt en er geen direct contact meer is met de koude vloer;
- stasteun.
Wat gebeurt er bij volgende nefaste inrichtingen?
- Werken met de handen te hoog en/of te ver weg:holle rug en lage rugpijn.
- Werkoppervlak te laag: rompbuiging en spanning in rugspieren.
- Componenten zijwaarts: geroteerde romp, slechte voet en/of knie positie.
De keuze tussen staan of zitten hangt vooral af van de taken (zie afbeelding hieronder).
(Bron: Arbeidsinspectie Nederland)
Afwisselen is beste keuze
Langdurige statische houdingen hebben een negatieve invloed op het ontstaan van overbelastingsletsels. Door afwisseling in werkhoudingen, pauzes, andere taken kan men deze invloed beperken. Afwisseling tussen zitten en staan vraagt wel aangepast meubilair bij kantoorwerkzaamheden en is bij productieactiviteiten enkel uit te voeren als de basisopstelling is voorzien voor staand werk.
Verplichte risicoanalyse
Titel 1 betreffende de werkzitplaatsen en rustzitplaatsen van boek VIII van de codex over het welzijn op het werk, verplicht werkgevers een risicoanalyse uit te voeren voor elke activiteit die staand wordt verricht. De risicoanalyse dient rekening te houden met het al dan niet aanhoudend of doorgaans staand uitvoeren van de activiteiten, evenals met de duur en de intensiteit van de blootstelling aan de statische belasting (art. VIII.1-1, § 1).
Indien uit de risicoanalyse blijkt dat er een risico aanwezig is, moet de werkgever ervoor zorgen dat er een rustzitplaats ter beschikking is ofwel de activiteiten zodanig organiseren dat men zittend kan werken op een werkzitplaats (art. VIII.1-1, § 2). Titel 1 van boek VIII van de codex bepaalt wanneer en hoeveel rustpauzes er ingesteld moeten worden (art. VIII.1-1, § 3). De werkzitplaatsen en rustzitplaatsen dienen te beantwoorden aan bepaalde eisen en de keuze wordt bepaald door een risicoanalyse (art. VIII.1-3).