Virussen worden vaak niet als een levend wezen aanschouwd omdat ze niet de typische kenmerken van levende wezens vertonen, zoals het hebben van een stofwisseling en opgebouwd zijn uit één of meerder cellen. Een virus bestaat algemeen genomen uit een eiwitmantel (capside) die het erfelijk materiaal omringt: DNA of RNA. Virussen worden dan ook vaak opgedeeld in twee groepen, met name DNA-en RNA-virussen.

Structuur van een virus: envelopeiwit, envelop, eiwitmantel of capside, en het erfelijk materiaal (DNA of RNA). Een virus is in eenvoudige termen erfelijk materiaal omhuld door eiwitten, zonder eigen metabolisme, en is daarom afhankelijk van gastheercellen om zich te vermenigvuldigen. Het binnendringen van virussen in cellen, bijvoorbeeld die van de mens, om zich te vermenigvuldigen, wordt een infectie genoemd en zorgt meestal voor gezondheidsschade.

Structuur van een virus: envelopeiwit, envelop, eiwitmantel of capside, en het erfelijk materiaal (DNA of RNA). Een virus is in eenvoudige termen erfelijk materiaal omhuld door eiwitten, zonder eigen metabolisme, en is daarom afhankelijk van gastheercellen om zich te vermenigvuldigen. Het binnendringen van virussen in cellen, bijvoorbeeld die van de mens, om zich te vermenigvuldigen, wordt een infectie genoemd en zorgt meestal voor gezondheidsschade.

Een specifiek kenmerk van virussen verklaart ook meteen het vaak schadelijke karakter van deze biologische groep: virussen moeten cellen van levende wezens binnendringen om te kunnen vermenigvuldigen, wat vaak negatief is voor de gastheer. Wanneer virussen of delen van het virus de gastheercellen binnendringen, dwingen ze deze cellen om nieuwe kopieën van het virus te maken. Dit proces kan schadelijk zijn voor de gastheer omdat het de normale functies van de cel verstoort en vaak leidt tot celdood. Bovendien kunnen de nieuwe virussen andere cellen infecteren en het proces herhalen, wat kan leiden tot de verspreiding van de infectie. Er zijn virussen die geen merkbare veranderingen teweegbrengen in de cellen die ze infecteren. In cellen waar het virus in een latente en inactieve staat verkeert, zijn de tekenen van infectie vaak minimaal en blijven de cellen doorgaans normaal functioneren. Dit leidt tot aanhoudende infecties, waarbij het virus vaak maanden of zelfs jaren in een sluimerende toestand blijft. Herpesvirussen zijn hier een typisch voorbeeld van.

De verschillende stappen in het proces van infectie van een cel door een virus: 1) Aanhechting en internalisatie van het virale erfelijk materiaal in de gastheercel, 2) Erfelijk materiaal van het virus integreert in erfelijke materiaal van de gastheercel, 3) Replicatie van het erfelijk materiaal van het virus en synthese van virale eiwitten, 4) Vrijgave, waarbij de nieuwe virussen uit de gastheercel breken, wat vaak leidt tot de dood van de gastheercel.

De verschillende stappen in het proces van infectie van een cel door een virus: 1) Aanhechting en internalisatie van het virale erfelijk materiaal in de gastheercel, 2) Erfelijk materiaal van het virus integreert in erfelijke materiaal van de gastheercel, 3) Replicatie van het erfelijk materiaal van het virus en synthese van virale eiwitten, 4) Vrijgave, waarbij de nieuwe virussen uit de gastheercel breken, wat vaak leidt tot de dood van de gastheercel.

We delen virussen dan ook in als parasiet, waarbij het virus voordeel haalt uit het binnendringen van de gastheer en de gastheer hier nadeel van ondervindt. De relatie tussen parasiet en gastheer is vaak zeer specifiek waardoor er maar een klein deel van alle bestaande virussen de mens kunnen infecteren. Zo zijn er virussen die enkel planten, bacteriën of andere dieren dan de mens kunnen besmetten. Al bestaan er wel verschillende voorbeelden van dierlijke virussen die normaal geen mensen kunnen infecteren, maar in bepaalde situaties toch kunnen overspringen van de specifieke dierlijke gastheer naar de mens en omgekeerd. Deze groep van infectieziekten noemen we zoönosen. Zoönosen vind je niet enkel bij virussen, maar ook bijvoorbeeld bij bacteriën en endoparasieten. Voorbeelden van virale zoönosen zijn SARS-CoV-2 en het vogelgriepvirus.

  • Parlementaire vragen

  • 2820/1-7 Kamer - Wetsontwerp betreffende de verbetering van de binnenluchtkwaliteit in gesloten plaatsen die publiek toegankelijk zijn

  • 872 Kamer - Kwaliteit van de werkomgeving in het politiekantoor te Montigny-sur-Sambre

  • Kamer – Actualiteitsdebat op 8 mei 2020 over de coronaviruscrisis - Het toezicht op de naleving van de maatregelen door de bedrijven

  • Kamer – Actualiteitsdebat op 8 mei 2020 over de coronaviruscrisis - Parlementaire vragen over de generieke gids tegen de verspreiding van COVID-19 op het werk

  • Kamer – Actualiteitsdebat op 8 mei 2020 over de coronaviruscrisis - De categorisering van COVID-19 in de lijst van biologische agentia

  • Kamer – actualiteitsdebat op 8 april 2020 over de coronaviruscrisis en de impact op de werkgelegenheid

  • 22885, 22905, 23792 Kamer - Longziekten bij schoonmaakpersoneel

  • 20579 en 20580 Kamer - Het abnormaal hoge aantal zieken bij Clarebout Potatoes