Kennis van de karakteristieken van Fungi of schimmels is een voordeel bij het opstellen van een preventiebeleid inzake biologische agentia. Deze kennis stelt ons in staat om de juiste acties te ondernemen om de groei en verspreiding van schimmels te beperken. Door bijvoorbeeld de omgevingsomstandigheden te manipuleren, zoals temperatuur, vochtigheid en voedingsstoffen, kunnen we de groei van schimmels tegengaan of zoveel mogelijk beperken. Daarom wordt er in dit deel beknopt ingegaan op enkele algemene kenmerken van schimmels, hun interactie met de mens, de omgevingen waar ze voorkomen en manieren om hen te identificeren op de werkvloer.
Hieronder vindt u een samenvattende tabel over schimmels met de een korte toelichting over de algemene kenmerken, de relatie met de mens, de verschillende soorten reservoirs en de identificatie-en meettechnieken op de werkvloer. Door op de linken in de linkerkolom van de tabel te klikken, word je naar de overeenkomstige rubriek met de uitgebreide uitleg geleid.
Schimmels |
|
---|---|
Schimmels zijn eukaryote micro-organismen die zich voeden met organisch materiaal en voornamelijk in zuurstofrijke omgevingen voorkomen. Ze kunnen bestaan als individuele cellen (gisten) of als meercellige schimmels bestaande uit schimmeldraden (hyfen). Meercellige schimmels zijn vaak zichtbaar als schimmelvlekken of paddenstoelen. Gisten zijn eencellige schimmels die zich voortplanten via knopvorming of splitsing. Sommige schimmels kunnen zowel de hyfale als de gistvorm aannemen, afhankelijk van de omstandigheden. Meercellige schimmels verspreiden zich door sporen te produceren die door de lucht worden meegevoerd en op een vochtig oppervlak landen om te groeien. |
|
Van de 1,5 miljoen schimmelsoorten zijn er ongeveer 300 pathogeen voor de mens. Schimmels zijn alomtegenwoordig en mensen worden onvermijdelijk blootgesteld aan schimmelsporen en -fragmenten. Blootstelling kan leiden tot allergische reacties, infecties en toxische reacties. Allergische reacties omvatten astma en overgevoeligheidspneumonitis. Schimmelinfecties ontstaan wanneer schimmelsporen worden ingeademd en beginnen te groeien in of op het lichaam. Sommige schimmels produceren mycotoxinen die ademhalings-, immuuntoxische en neurologische reacties kunnen veroorzaken. In vochtige binnenomgevingen kan blootstelling aan schimmel leiden tot verschillende ziekten en symptomen. |
|
Schimmels gedijen in verschillende reservoirs, waaronder binnenomgevingen, bodem, lucht, dieren, mensen, water en voedsel. In binnenomgevingen bevorderen vocht en organische voedselbronnen de groei van schimmels. De bodem is een belangrijk reservoir voor schimmels zoals Aspergillus fumigatus en Fusarium spp. Lucht kan een grote hoeveelheid schimmelsporen bevatten, terwijl dieren en mensen vaak dienen als gastheren voor opportunistische schimmels. Schimmels kunnen ook schadelijke toxines produceren, met name mycotoxinen. |
|
De identificatie van schimmels op de werkvloer omvat monsterneming en analyse. Bemonsteringsmethoden variëren afhankelijk van het doel en kunnen actief (met een aanzuigpomp) of passief (via zwaartekracht) zijn. Oppervlaktebemonstering detecteert schimmels op oppervlakken, maar geeft geen nauwkeurige informatie over luchtschimmels. Analysemethoden zijn onderverdeeld in kweekafhankelijke en kweekonafhankelijke technieken. Kweekafhankelijke methoden kweken schimmels op media, maar hebben beperkingen zoals het onvermogen om niet-kweekbare en dode micro-organismen te detecteren. Kweekonafhankelijke methoden, zoals PCR en DNA-sequencing, zijn gebaseerd op DNA-analyse en kunnen ook dode micro-organismen detecteren. Andere methoden analyseren cellulaire componenten om de totale schimmelbiomassa te meten. Naast schimmels kunnen ook toxines worden geïdentificeerd en gekwantificeerd. |
Informatie over de verschillende mechanismes van overdracht tussen reservoir/bron en gastheer is beschikbaar in het gedeelte Blootstelling van werknemers aan biologische agentia .