Biologische agentia worden op verschillende manieren opgedeeld in de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk. Enerzijds volgens 4 gevaargroepen, naar gelang van het risico van infectieziekte dat zij met zich brengen, en anderzijds naar gelang de soort van biologische groep waartoe ze behoren.
De 4 gevaargroepen met betrekking tot infectiegevaar
De eerste soort indeling van biologische agentia, in 4 gevaargroepen, houdt rekening met het risico op infectie dat zij meebrengen voor de mens, op basis van het vermogen om een ziekte bij de mens te veroorzaken, de waarschijnlijkheid dat het zich onder de bevolking verspreidt en het al dan niet bestaan van een profylaxe (preventief middel zoals een vaccin) of effectieve behandeling:
- biologisch agens van groep 1: een agens waarvan het onwaarschijnlijk is dat het bij de mens een ziekte kan veroorzaken;
- biologisch agens van groep 2: een agens dat bij de mens een ziekte kan veroorzaken en een gevaar voor de werknemers kan opleveren; het is onwaarschijnlijk dat het zich onder de bevolking verspreidt; er bestaat gewoonlijk een effectieve profylaxe of behandeling;
- biologisch agens van groep 3: een agens dat bij de mens een ernstige ziekte kan veroorzaken en een groot gevaar voor de werknemers kan opleveren; er is een kans dat het zich onder de bevolking verspreidt, doch gewoonlijk bestaat er een effectieve profylaxe of behandeling;
- biologisch agens van groep 4: een agens dat bij de mens een ernstige ziekte veroorzaakt en een groot gevaar voor de werknemers oplevert; er is een grote kans dat het zich onder de bevolking verspreidt; gewoonlijk bestaat er geen effectieve profylaxe of behandeling.
In onderstaande tableau vindt u de 4 gevaargroepen van biologische agentia en hun karakteristieken inzake infectiegevaar, kans op verspreiding onder de bevolking en het al dan niet bestaan van profylaxe of behandeling. Voorbeelden per groep worden vermeld.
|
Kans op ontwikkeling ziekte en gevaar werknemers? |
Waarschijnlijk dat het zich onder de bevolking verspreidt? |
Bestaan van effectieve profylaxe of behandeling? |
Voorbeelden agentia (biologische groep of vulgariserende naam; ziektebeeld) |
---|---|---|---|---|
Groep 1 |
onwaarschijnlijk (bij gezonde werknemers; in sommige gevallen wel mogelijk) |
/ |
/ |
|
Groep 2 |
Ja |
Nee |
Ja |
|
Groep 3 |
Ja
|
Ja
|
Ja
|
|
Groep 4 |
Ja |
Ja |
Nee |
|
De lijsten van biologische agentia en hun classificatie voor de groepen 2, 3 en 4 zijn opgenomen in bijlage VII.1-1 van boek VII in de codex over het welzijn op het werk. In deze lijst zijn enkel biologische agentia van groepen 2, 3, en 4 opgenomen, aangezien biologische agentia van groep 1 te talrijk zijn om op te nemen in de lijst. Bovendien moet het duidelijk zijn dat biologische agentia die niet in groep 2, 3 of 4 zijn ingedeeld, niet automatisch onder groep 1 vallen.
Het is echter noodzakelijk om te benadrukken dat bij de classificatie van biologische agentia in gevaargroepen er is uitgegaan van de werking van de agentia op gezonde werknemers. Er is niet specifiek rekening gehouden met bijzondere effecten op personen met een eventuele verhoogde vatbaarheid als gevolg van bijvoorbeeld pre-existente ziekte, medicijngebruik, stoornissen van het immuunsysteem, zwangerschap of borstvoeding. Bij het uitvoeren van de risicoanalyse moet er rekening worden gehouden met het verhoogde risico voor dergelijke werknemers. Zo kunnen sommige biologische agentia van groep 1 onder bepaalde omstandigheden toch ziektes veroorzaken en dit vooral bij kwetsbare individuen. Een voorbeeld hiervan is Saccharomyces cerevisiae (bakkersgist), een schimmel die wordt gebruikt om brood te bakken en bier te brouwen, maar in bepaalde gevallen ook infecties van de keel en vagina kan veroorzaken.
Fysieke beheersingsmaatregelen
Om de blootstelling van werknemers aan biologische agentia te kunnen beperken zijn er verschillende fysieke beheersingsmaatregelen die dienen te worden toegepast op de arbeidsplaats. Het specifieke beheersingsniveau, oftewel de minimale preventiemaatregelen die aanwezig moeten zijn, is afhankelijk van de gevaargroep waarin het biologisch agens is ingedeeld in bijlage VII.1-1 van boek VII in de codex over het welzijn op het werk. Het werken met specifieke beheersingsniveaus is vooral relevant bij werkzaamheden in het kader van industriële procedés, laboratoria en dierenverblijven.
Concreet betekent dit dat werkzaamheden waarbij er wordt gewerkt met een biologisch agens slechts mag worden uitgevoerd in het overeenkomstig beheersingsniveau:
- voor een biologisch agens van groep 2, in werkzones met ten minste een beheersingsniveau 2;
- voor een biologisch agens van groep 3, in werkzones met ten minste een beheersingsniveau 3;
- voor een biologisch agens van groep 4, in werkzones met ten minste een beheersingsniveau 4.
Activiteiten waarbij wordt gewerkt met meerdere biologische agentia mogen slechts worden uitgevoerd in werkzones met ten minste een beheersingsniveau overeenstemmend met het biologisch agens van de hoogste gevaargroep.
Meer informatie over de specifieke beheersingsmaatregelen en beheersingsniveaus kan worden teruggevonden in bijlage VII.1-2 en bijlage VII.1-3 van boek VII in de codex over het welzijn op het werk. Bovendien is er veel nuttige informatie over dergelijke beheersingsmaatregelen terug te vinden op de Belgian Biosafety Server van de Dienst Bioveiligheid en Biotechnologie (SBB) van Sciensano.
Indeling volgens biologische groep
De bepalingen van de codex delen biologische agentia niet enkel in volgens hun gevaargroepen, maar ook via hun biologische groep. Hierbij wordt er dus gekeken naar de biologische kenmerken en niet naar het risico van infectie. Het is nuttig om naar deze soort van indeling te kijken omdat soorten in een biologische groep vaak, maar zeker niet altijd, bepaalde algemeen overeenkomstige kenmerken hebben: plaatsen waar ze voorkomen, hoe ze zich vermenigvuldiging, hoe ze mensen besmetten of nadelig beïnvloeden, enzovoort. Deze kenmerken zijn heel belangrijk bij het uitvoeren van de risicoanalyse en de daaropvolgende keuzes voor gepaste preventiemaatregelen. We volgen hierbij de indeling van de ‘Lijst van de biologische agentia en hun classificatie’ (bijlage VII.1-1) van de codex over het welzijn op het werk.
Levende organismen kunnen worden onderverdeeld in drie grote groepen (domeinen): Eukaryota, Archaea en Bacteriën.
Eukaryota of eukaryoten zijn organismen waarvan de cellen een kern hebben, zoals planten, dieren en schimmels. Ze hebben ook andere complexe celstructuren, met name organellen, zoals mitochondriën en chloroplasten (bladgroenkorrels). In de ‘Lijst van de biologische agentia en hun classificatie’ komen de eukaryoten terug als de groepen ‘Fungi’, wat hetzelfde betekent als schimmels, en ‘Parasieten’, wat eencellige en meercellige eukaryoten zijn die de mens als gastheer hebben.
Bacteriën en Archaea zijn prokaryoten, wat betekent dat hun cellen geen kern hebben. Ze hebben ook geen andere organellen die in eukaryoten worden teruggevonden. Hoewel ze op het eerste gezicht vergelijkbaar lijken, zijn er op moleculair niveau toch belangrijke verschillen tussen Archaea en Bacteriën, zoals de samenstelling van hun celwanden en andere delen van de cel. In de ‘Lijst van de biologische agentia en hun classificatie’ zijn enkel bacteriën opgenomen.
Virussen en prionen vormen een aparte categorie. Ze worden niet beschouwd als levende organismen omdat ze geen stofwisseling hebben en ze niet zelfstandig kunnen reproduceren op de manier dat levende organismen dit doen. Virussen zijn kleine deeltjes die bestaan uit een eiwitmantel en genetisch materiaal (DNA of RNA). Ze moeten een gastheercel infecteren om zich te kunnen vermenigvuldigen. Prionen zijn nog eenvoudiger: ze zijn misvouwen eiwitten die andere eiwitten kunnen aanzetten om ook verkeerd te vouwen, wat kan leiden tot ziekten zoals de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Beide groepen zijn opgenomen in de ‘Lijst van de biologische agentia en hun classificatie’.
Hoewel deze groepen sterk verschillen in hun biologie, zijn ze allemaal als ziekteverwekkers of pathogenen van de mens te beschouwen en kunnen ze dus ziekten veroorzaken bij werknemers die aan deze biologische agentia worden blootgesteld. Het begrijpen van hun overeenkomsten en verschillen is een voordeel bij de uitvoering van de risicoanalyse en het nemen van de correcte preventiemaatregelen om werknemers te beschermen.
Bekijk voor een gedetailleerd overzicht van de verschillende soorten van biologische agentia en hun specifieke karakteristieken de GESTIS Biological Agents Database. Deze database bevat informatie over bijna 15 000 soorten biologische agentia en hun link met welzijn op het werk. Je kan er per soort details opzoeken over:
- medisch relevante informatie;
- de relevante sectoren en werkzaamheden;
- beschermende maatregelen voor specifieke pathogenen;
- morfologie en fysiologie;
- natuurlijke verspreiding en voorkomen;
- pathogeniteit;
- …