Vectoren zijn organismen die pathogenen tussen mensen of van dieren op mensen kunnen overbrengen. Veel van deze vectoren zijn bloedzuigende geleedpotigen, die ziekteverwekkende micro-organismen opnemen tijdens een bloedmaaltijd van een geïnfecteerde gastheer (mens of dier) en deze later overbrengen naar een nieuwe gastheer, nadat de ziekteverwekker zich heeft vermeerderd. Zodra een vector besmettelijk wordt, is hij vaak in staat om de ziekteverwekker voor de rest van zijn leven over te dragen tijdens elke volgende beet/bloedmaaltijd.
Illustratie van de overdracht van pathogenen via vectoren: Een vector brengt pathogenen over van een besmettingsbron of reservoir naar een gastheer. Er zijn verschillende soorten reservoirs. Zo kan een vector pathogenen overdragen tussen mensen, bijvoorbeeld bij malaria, waarbij de malariamug (Anopheles spp.) de parasiet (Plasmodium falciparum) van een besmet persoon naar een andere persoon overbrengt tijdens een bloedmaaltijd. Daarnaast is de overdracht tussen mens en dier ook belangrijk. Hierbij maken we onderscheid tussen ziektes die worden overgedragen van reservoirs van gedomesticeerde dieren (bijvoorbeeld Q koorts) en wilde dieren (bijvoorbeeld de ziekte van Lyme). Hoewel vectoren theoretisch veel verschillende diersoorten kunnen omvatten, zijn het in de praktijk vooral geleedpotigen (arthropoden) zoals muggen, teken, vlooien en vliegen die de meeste besmettingen veroorzaken. Aangepast van Weaver et al. 2018.