Er zijn enkele specifieke bepalingen voor de sectoren van industriële procédés, laboratoria en dierenverblijven in het kader van de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk. In deze rubriek geven we een overzicht van deze bepalingen per sector.
Er moet echter op gewezen worden dat deze bepalingen en informatiebronnen geen afbreuk doen aan de algemene bepalingen, en meer specifiek deze vermeld in het kader van de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk, die worden beschreven in de codex over het welzijn op het werk. Met andere woorden, deze bijkomende elementen zijn een aanvulling op de minimumvereisten voor de bescherming van werknemers tegen de blootstelling aan biologische agentia en kunnen dus enkel resulteren in een grotere mate van bescherming van de betreffende werknemers.
Laboratoria (met inbegrip van diagnoselaboratoria) en verblijven voor proefdieren
In laboratoria, met inbegrip van diagnoselaboratoria, en verblijven voor proefdieren die opzettelijk zijn besmet met biologische agentia van de groepen 2, 3 of 4 dan wel dragers zijn of zouden zijn van die agentia, dienen de volgende maatregelen te worden getroffen:
a) In de laboratoria die werkzaamheden verrichten waarbij met biologische agentia van de groepen 2, 3 of 4 wordt gewerkt met het oog op onderzoek, ontwikkeling, onderwijs of diagnose, moeten in overeenstemming met bijlage VII.1-2, beheersingsmaatregelen vastgesteld worden, om de kans op infectie tot een minimum te beperken
b) Op basis van de risicoanalyse moeten, in overeenstemming met bijlage VII.1-2 van de codex over het welzijn op het werk, maatregelen worden vastgesteld, nadat het voor de biologische agentia vereiste fysieke beheersingsniveau is vastgesteld op basis van de classificatie van biologische agentia. Activiteiten waarbij wordt gewerkt met een biologisch agens mogen slechts worden uitgevoerd:
- voor een biologisch agens van groep 2, in werkzones met ten minste een beheersingsniveau 2;
- voor een biologisch agens van groep 3, in werkzones met ten minste een beheersingsniveau 3;
- voor een biologisch agens van groep 4, in werkzones met ten minste een beheersingsniveau 4.
Activiteiten waarbij wordt gewerkt met meerdere biologische agentia mogen slechts worden uitgevoerd in werkzones met ten minste een beheersingsniveau overeenstemmend met het biologisch agens van de hoogste groep;
c) In de laboratoria waar wordt omgegaan met materialen waarvan het onzeker is of hierin voor de mens mogelijk ziekteverwekkende biologische agentia aanwezig zijn, maar die zich niet ten doel stellen om met die biologische agentia als zodanig te werken (dat wil zeggen deze te kweken of te concentreren), dient ten minste beheersingsniveau 2 in aanmerking te worden genomen. Indien nodig moet beheersingsniveau 3 of 4 gelden wanneer bekend is of vermoed wordt dat dit noodzakelijk is, tenzij de Minister, op advies van de algemene directie TWW, bepaalt in welke gevallen en onder welke voorwaarden een lager beheersingsniveau mag worden gebruikt.
Industriële procedés
Wanneer industriële procedés biologische agentia van de groepen 2, 3 of 4 gebruiken, moeten de volgende maatregelen worden genomen:
- Uitgaande van de materiële en procedurele maatregelen van bijlage VII.1-3 van de codex over het welzijn op het werk, geldende regels over beheersingsniveaus, uiteengezet in bovenstaande tekst, punt b) over ‘Laboratoria (met inbegrip van diagnoselaboratoria) en verblijven voor proefdieren’, ook voor industriële procedés.
- Op grond van de risicobeoordeling in verband met het gebruik van biologische agentia van de groepen 2, 3 of 4 kan de Minister op advies van de door hem als bevoegd beschouwde instanties beslissen tot passende maatregelen die moeten worden toegepast op het industriële gebruik van die biologische agentia.
Bepalingen voor zowel laboratoria (met inbegrip van diagnoselaboratoria) en verblijven voor proefdieren als industriële procedés
Alle werkzaamheden die vallen onder de bepaling voor zowel laboratoria (met inbegrip van diagnoselaboratoria) en verblijven voor proefdieren als industriële procedés waaromtrent nog geen definitieve beoordeling van een biologisch agens mogelijk is geweest, maar waarvoor wel aanwijzingen bestaan dat het voorgenomen gebruik ervan tot een ernstig risico voor de gezondheid van de werknemers kan leiden, mogen slechts worden uitgevoerd op arbeidsplaatsen met ten minste een beheersingsniveau 3.
Ingeval een stam verzwakt is of bekende virulentiegenen heeft verloren, zijn de uit de classificatie van de hoofdstam voortvloeiende beheersingsmaatregelen mogelijkerwijs niet noodzakelijk, afhankelijk van een nadere risicobeoordeling op de arbeidsplaats. Dit is het geval wanneer een dergelijke stam gebruikt wordt als een product of deel van een product voor profylactische of therapeutische doeleinden.
Bijkomende informatie
Op volgende websites vindt u meer informatie over industriële procedés, laboratoria en dierenverblijven:
- ‘Belgian Biosafety Server’ :
- Beoordeling van biologische risico's,
- Ingeperkt gebruik van GGO's en/of pathogenen - Hulpmiddelen voor risicobeoordeling en risicobeheer,
- Kennisgevingsprocedures: Klinische proeven met GGO's voor menselijk of veterinair gebruik,
- Kennisgevingsprocedure voor het introductie in het Belgische leefmilieu van GGO's voor experimentele doeleinden,
- In de handel brengen van GGO-geneesmiddelen: Instrumenten voor risicobeoordeling en risicobeheer,
- Kennisgevingsprocedures voor het in de handel brengen van GGO's in het leefmilieu en/of als levensmiddelen en diervoeders;
- Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) (in het Engels): Laboratory biosafety manual, 4th edition.