Het identificeren van gevaren is de eerste stap in de risicoanalyse. Deze stap is cruciaal omdat gevaren die over het hoofd worden gezien of verkeerd worden bepaald, later in het proces niet kunnen worden bepaald. Het opsporen van de gevaren vereist naast een goede methodiek ook het nodige inzicht in welzijn, in de risicovelden die men onderzoekt en de blootgestelde werknemerscategorieën.

Om te beginnen moet het begrip ‘gevaar’ duidelijk gedefinieerd zijn. De codex welzijn op het werk definieert gevaar als volgt:

De intrinsieke eigenschap of het intrinsiek vermogen van inzonderheid een voorwerp, een stof, een proces of een situatie die schade kan veroorzaken of het welzijn van de werknemers kan bedreigen.

In andere woorden kan men stellen dat een gevaar (bijvoorbeeld biologisch agens) iets is dat (gezondheids)schade (bijvoorbeeld infectie of allergische reactie) kan veroorzaken. In de context van welzijn op het werk beschouwen we de werknemer als schadedrager of hetgeen dat de schade kan oplopen Hierbij moet men dus ook aandacht schenken, naast het agens, aan het mogelijk gevolg. Dit staat in contrast met het begrip risico, namelijk de kans dat de gezondheidsschade ontstaat (Zie Het vaststellen en nader bepalen van risico’s ).

In de praktijk zullen we tijdens deze stap verschillende elementen moeten beschrijven:

  • Identificatie van een gevaar en identificatie van de schadedragers: dit proces richt zich op identificeren van een specifiek gevaar en het identificeren van de elementen die betrokken zijn bij het veroorzaken van schade of letsel. Het omvat het analyseren van de biologische agentia (soorten virussen, bacteriën, schimmels,…; zie deel Groepen van biologische agentia ) die het gevaar vertegenwoordigen, evenals het identificeren van de mogelijke schadedragers of degenen die risico lopen (de werknemers met speciale aandacht voor kwetsbare werknemers). Dit helpt bij het begrijpen van de aard en de ernst van het gevaar, evenals bij het inschatten van de mogelijke gevolgen.
  • Bepaling van de aard van het gevaar: Het begrip “aard van een gevaar” kan worden omschreven als de specifieke manier waarop een gevaar zich manifesteert of tot uiting komt. Het verwijst naar de kenmerken of eigenschappen van het gevaar die bepalend zijn voor de potentiële schade of letsel die het gevaar kan veroorzaken. In het kader van biologische agentia kan dit verband houden met verschillende soorten van transmissie, zoals inademing van aerosolen met virusdeeltjes, inslikken van pathogene bacteriën, overdracht via vectoren, overdracht via besmette voorwerpen (fomieten), enzovoort (Zie ‘ Blootstelling van werknemers aan biologische agentia ’).
  • Bepaling van de mogelijke schade : Dit is het proces van het identificeren en beschrijven van de potentiële schade die kan optreden als gevolg van een gevaarlijke situatie of gebeurtenis. Het gaat erom de mogelijke gevolgen van een gevaar te begrijpen en te documenteren, zodat ze kunnen worden meegenomen in het verdere proces. Dit element is direct gelinkt aan het specifieke biologisch agens, aangezien biologische agentia verschillen in het vermogen om een ernstige of fatale ziekte te veroorzaken bij een gastheer. Zo zal verkoudheidsvirus intrinsiek minder schadelijk gevolgen kunnen hebben dan een griepvirus en veel minder dan hiv. Het is echter belangrijk om te benadrukken dat de mate van schade die een biologisch agens kan veroorzaken varieert afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de gezondheidstoestand van de gastheer (Zie ‘ Kwetsbare groepen van werknemers ’ ).

Voorbeeld: SARS-CoV-2 in kantooromgeving

In de situatie waarbij werknemers beeldschermwerk uitvoeren in een kantoorgebouw tijdens een periode met hoge circulatie van SARS-CoV-2 in de algemene bevolking, kunnen we de verschillende bovengenoemde begrippen illustreren:

  • Het gevaar : Het gevaar is de aanwezigheid van het virus SARS-CoV-2 in de werklokalen die de besmette werknemers aandoen. De collega’s die in deze werklokalen komen of met deze besmette collega’s in contact komen, kunnen besmet worden met dit virus.
  • De aard :
    • Aerosoltransmissie : Virusgeladen aërosolen worden eerst gegenereerd door een geïnfecteerd individu via uitademing, waardoor ze getransporteerd worden in de omgeving. Ze kunnen door een potentiële gastheer worden ingeademd en zo een nieuwe infectie starten .
    • Direct contact: Er is sprake van overdracht van virusdeeltjes door direct lichamelijk contact tussen een geïnfecteerde of gekoloniseerde persoon en een vatbare gastheer, bijvoorbeeld via het geven van een hand of kus.
    • Indirect contact: Transmissie vindt plaats door de passieve overdracht van virusdeeltjes naar een vatbare gastheer via tussenliggende levenloze voorwerpen (fomieten) in de directe omgeving.
  • De mogelijke schade: Het SARS-CoV-2-virus kan een acute COVID-infectie en/of langdurige COVID veroorzaken. Een acute COVID-infectie verwijst naar de initiële periode van infectie met het SARS-CoV-2-virus, waarbij symptomen zoals koorts, hoesten en kortademigheid kunnen optreden. Deze acute fase kan variëren van mild tot ernstig, en in sommige gevallen kan het leiden tot ziekenhuisopname of zelfs overlijden van de gastheer. Langdurige COVID, ook bekend als "Long COVID", verwijst naar een reeks aanhoudende gezondheidsproblemen die mensen ervaren nadat ze COVID hebben gehad. De klachten kunnen zich tijdens de corona-infectie ontwikkelen, maar ook pas weken of maanden nadien. De symptomen van Long COVID zijn zeer uiteenlopend en kunnen vermoeidheid of uitputting, hoofdpijn, geheugen- en concentratieproblemen, spierpijn, ademhalingsproblemen, slaapstoornissen, angst en depressie omvatten. Daarnaast kunnen verschillende groepen werknemers extra kwetsbaar zijn voor ernstigere gezondheidseffecten na een coronabesmetting:
    • Zwangere werknemers: Zwangere werknemers lopen een groter risico om ernstig ziek te worden van COVID door een mogelijke verminderde immuunrespons. Bovendien kan het ongeboren kind ook negatief beïnvloed worden na een besmetting van de moeder, wat kan resulteren in bijvoorbeeld vroeg- en doodgeboortes.
    • Ouderen en mensen met onderliggende aandoeningen: Mensen die behoren tot een risicogroep door hoge leeftijd (60 jaar en ouder) of onderliggende aandoening, lopen een groter risico op een ernstig verloop van COVID.
    • Mensen met ernstige afweerstoornissen (immuungecompromitteerden): Bij deze groep kan de vaccinatie onvoldoende werkzaam zijn, waardoor ze een groter risico lopen op een ernstig verloop van COVID-19.
    • Lager opgeleide werknemers: Deze groep heeft, in vergelijking met hoger opgeleide werknemers, vaker chronische ziekten en daardoor een hogere kans op een ernstiger ziekteverloop.

Analyse van de omstandigheden

Om verder in het proces een inschatting te kunnen maken over de grootte van het mogelijke risico, moeten we de elementen beschrijven waarop men zich kan baseren voor de kansbepaling of bepaling van de waarschijnlijkheid. Met andere woorden is er een basis nodig om in te schatten wat de kans of waarschijnlijkheid is dat een gevaar zich uit, met de voorziene schade als gevolg. Deze kans is in de praktijk afhankelijk van de omstandigheden en blootstelling tussen gevaar en schadedrager.

De omstandigheden worden concreet gezien gecatalogiseerd als risicoverhogende of risicoverlagende factoren. Zo zijn verschillende risicoverhogende factoren elementen die de risico’s in het kader van biologische agentia zullen vergroten:

  • het ontbreken van een degelijke risicoanalyse
  • geen technische of organisatorische maatregelen die worden getroffen
  • geen voorziening van persoonlijke beschermingsmiddelen

Terwijl risicoverlagende factoren elementen zijn die het risico kleiner zullen maken:

  • een degelijk uitgewerkt preventiebeleid dat rekening houdt met de (mogelijke) aanwezigheid van biologische agentia
  • adequate ventilatie
  • goed opgeleide vakbekwame werknemers

Voorbeeld: SARS-CoV-2 in kantooromgeving

In de situatie waarbij werknemers beeldschermwerk uitvoeren in een kantoorgebouw tijdens een periode met hoge circulatie van SARS-CoV-2 in de algemene bevolking, kunnen we de verschillende risicoverhogende en risicoverlagende factoren als volgt illustreren:

  • Risicoverhogende factoren: veel werknemers in kleine ruimte (veel aerosolvorming), geen beleid rond zelftesten, geen adequate ventilatie, geen opleiding of informatie rond risicobeperkende maatregelen/handelingen, …
  • Risicoverlagende factoren : beperkt aantal aanwezigen in werklokalen, flexibel telewerkbeleid dat rekening houdt met viruscirculatie in de onderneming en de algemene bevolking (meer thuiswerk(mogelijkheden), adequate ventilatie afgestemd op werkzaamheden die worden uitgevoerd, voorzien van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) (mondmaskers, handschoenen,… ), mogelijkheid tot vaccinatie, …

Omstandigheden zijn echter geen onveranderlijk gegeven, maar net heel dynamisch. Zo zal de circulatie van pathogenen in de algemene bevolking verschillen van periode tot periode. De aanpassingen aan werklokalen (bijvoorbeeld installatie of verbeteren ventilatiesysteem) zullen dan ook een invloed hebben op de omstandigheden, waardoor er een nieuwe inschatting van deze risicoverhogende of risicoverlagende factoren zal moeten gemaakt worden.

Blootstelling

In het kader van biologische agentia, maar ook bij chemische en fysische agentia, is de blootstelling een zeer belangrijk gegeven om de kans van het risico en uiteindelijk de grootte van het risico te kunnen bepalen. De codex over het welzijn op het werk verplicht de werkgever dan ook om voor alle werkzaamheden waarbij zich een risico bij blootstelling aan biologische agentia kan voordoen, de aard, de mate en de duur van de blootstelling van de werknemers te bepalen. De aard van de blootstelling hebben we reeds behandeld in het gedeelte over Bepaling van de aard van het gevaar’ , namelijk door het beschrijven van de manifestatie of uitingsvorm, de transmissievormen (bijvoorbeeld inademing via aerosolen of overdracht via vectoren), van het gevaar. Daarnaast moet dus ook de mate en de duur van de blootstelling bepaald worden. De bepalingen van de mate en de duur van de blootstelling zou gebaseerd moeten zijn op metingen:

  • De mate: de directe bepaling van de concentratie (aantal per eenheid van volume of soms oppervlakte) van het biologisch agens. Dergelijke metingen gebeuren op basis van een specifieke “biomarker” in een bepaalde matrix (bijvoorbeeld lucht, bloed of water). Zo kunnen luchtmetingen gebruikt worden om de concentraties aan toxines afkomstig van bacteriën/schimmels te bepalen of de hoeveelheid van virussen in de lucht in een werklokaal. Andere technieken kunnen dan weeral het aantal (levensvatbare) bacteriën bepalen in water/voedsel of gebruiksvoorwerpen. Meer uitleg over dergelijke technieken is beschikbaar in het deel van ‘Identificatie-en meettechnieken’.
  • De duur: het bepalen van de duurtijd en/of frequentie: aantal minuten/uren per dag of aantal keren per dag dat werknemer wordt blootgesteld aan het biologisch agens. Dit kan enkel door een goede kennis of analyse van de werkzaamheden (werkproces en werklokaal). In de praktijk zullen bepaalde meettechnieken al een tijdselement meenemen. Zo meten meerdere soorten methoden de concentratie van een specifieke biomarker gedurende een bepaald tijdsinterval (bijvoorbeeld een werkdag van 8 uren).

In de praktijk zien we echter dat de mate en de duur van de blootstelling vaak wordt afgeleid aan de hand van bepaalde indicatoren. Zo wordt de mate van blootstelling in bepaalde gevallen benaderd aan de hand van de gemeten CO2-concentratie in een werklokaal of door een inschatting van de uitgeademde CO2 gelinkt aan de werkbelasting/activiteit per individu te maken. Evenzeer wordt de duur van de blootstelling niet altijd rechtstreeks of exact gemeten, maar worden er generalisaties gemaakt op basis van kennis van het bestudeerde werkproces. Deze variabelen worden dan, vaak in combinatie met andere variabelen zoals totaal aantal aanwezigen in een werklokaal en de dimensies van het werklokaal, gebruikt in modellen om de waarschijnlijkheid van overdracht van infectieziekten onder deze specifieke omstandigheden te kunnen inschatten. Hoewel het gebruik van dergelijke indicatoren zijn nut al heeft bewezen, is het steeds mogelijk dat de werkelijke blootstelling wordt onderschat of overschat.

  • Parlementaire vragen

  • 2820/1-7 Kamer - Wetsontwerp betreffende de verbetering van de binnenluchtkwaliteit in gesloten plaatsen die publiek toegankelijk zijn

  • 872 Kamer - Kwaliteit van de werkomgeving in het politiekantoor te Montigny-sur-Sambre

  • Kamer – Actualiteitsdebat op 8 mei 2020 over de coronaviruscrisis - Het toezicht op de naleving van de maatregelen door de bedrijven

  • Kamer – Actualiteitsdebat op 8 mei 2020 over de coronaviruscrisis - Parlementaire vragen over de generieke gids tegen de verspreiding van COVID-19 op het werk

  • Kamer – Actualiteitsdebat op 8 mei 2020 over de coronaviruscrisis - De categorisering van COVID-19 in de lijst van biologische agentia

  • Kamer – actualiteitsdebat op 8 april 2020 over de coronaviruscrisis en de impact op de werkgelegenheid

  • 22885, 22905, 23792 Kamer - Longziekten bij schoonmaakpersoneel

  • 20579 en 20580 Kamer - Het abnormaal hoge aantal zieken bij Clarebout Potatoes