Indien uit de risicoanalyse blijkt dat er werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia waarvoor een doeltreffend vaccin beschikbaar is, moet de werkgever die werknemers de mogelijkheid bieden zich te laten inenten indien zij hiervoor nog niet immuun zijn. De inenting kan in geen geval de toepassing van collectieve en individuele preventiemaatregelen vervangen.
De werkgever licht de betrokken werknemers bij de indiensttreding en vóór de blootstelling aan de biologische agentia in over het bestaan van een doeltreffend vaccin. Zij worden eveneens op de hoogte gebracht van de voor- en nadelen van zowel inenting als de afwezigheid van inenting.
De inentingen, hernieuwde inentingen en tuberculinetests worden verricht hetzij door preventieadviseurs-arbeidsartsen, hetzij door andere artsen die door de betrokken werknemers zijn gekozen.
Het is de werkgevers verboden werknemers te werk te stellen of aan het werk te houden die onderworpen zijn aan verplichte inentingen of tuberculinetests en waarvoor zij geen geldige inentings- of tuberculinetestkaart bezitten, opgesteld en ondertekend door een arts. De werkgever houdt een naamlijst bij van de werknemers die onderworpen zijn aan verplichte inentingen of tuberculinetests.
Meer informatie over inentingen in het kader van blootstelling aan biologische agentia is terug te vinden in Hoofdstuk XII van boek VI (biologische agentia) in de codex over welzijn op het werk. Bovendien bevat bijlage VII.1-6 van deze codex een lijst van ondernemingen en werknemerscategorieën waarvoor bepaalde inentingen verplicht zijn.