Een persoonlijk beschermingsmiddel (PBM) is iedere uitrusting die bestemd is om door de werknemer gedragen of vastgehouden te worden om hem te beschermen tegen één of meer risico's die zijn veiligheid of gezondheid op het werk kunnen bedreigen. Hieronder vallen ook alle aanvullingen of accessoires die daartoe kunnen bijdragen.
PBM moeten altijd voldoen aan volgende voorwaarden:
- geschikt zijn voor de te voorkomen risico's, zonder zelf een vergroot risico in te houden;
- in overeenstemming zijn met de omstandigheden op de arbeidsplaats;
- aanpasbaar zijn aan de drager. Zo heeft een werknemer met slechte ogen recht op een veiligheidsbril met correctieglazen. Een ander voorbeeld zijn veiligheidsschoenen: die moeten orthopedisch aanpasbaar zijn aan de voet van de drager;
- afgestemd zijn op de ergonomie, de gezondheid en het comfort van de drager. Om dit na te gaan kan er best een zogenaamde “fit-test” worden voorzien. Bij zo’n test moet blijken of het PBM wel behoorlijk past.
Als er meerdere PBM tegelijkertijd moeten worden gedragen, moeten die met elkaar compatibel zijn zonder in te boeten aan efficiëntie.
Volgende zaken worden niet gedekt door het KB van 13 juni 2005 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, en zijn dus géén PBM:
- gewone werkkledij en uniformen die niet specifiek bedoeld zijn om de veiligheid en de gezondheid van de werknemer te beschermen;
- PBM die specifiek bedoeld zijn voor militairen, politieagenten en personeel van de ordediensten (bv. schilden);
- PBM van wegvervoermiddelen (gordels);
- sportuitrusting;
- zelfverdedigings- of afschrikkingsmateriaal (bv. spuitbussen);
- draagbare apparaten voor het opsporen en het signaleren van risico's en belastingsfactoren (bv. dosimeters).
Let op! PBM zijn in principe persoonlijk. Dat wil zeggen dat ze niet achtereenvolgens door verschillende werknemers mogen worden gebruikt, behalve wanneer ze bij elke verandering van gebruiker voldoende gereinigd, ontstoft of gedesinfecteerd worden.